In Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant braken de dijken en grote delen van het land overstroomden met alle gevolgen van dien. Hoe was het om deze ramp mee te maken? In Koffietijd vertelt Karla Peijs over haar ervaring.
Karla Speijs groeide op in Hoog-Zwaluwe, een boerendorpje achter de Moerdijk gelegen in de provincie Brabant. Ze was acht jaar oud toen in de nacht van 1 februari de dijken doorbraken. Karla werd die ochtend rond zes uur ‘s ochtends wakker door luid geschreeuw en een gierende wind. Toen zij de overloop opliep en door het raam keek, zag zij een muur van water op de polder afkomen. Door de straat trokken mensen met hun huisraden op karren en vee uit het dorp om het water te ontwijken. Het was een beeld dat gegrift staat in haar geheugen.
De dagen die volgden stonden in het teken van pompen, pompen en pompen. De huizen stonden onder water en de waterstromingen hebben enorm veel rotzooi achtergelaten. De bewoners zijn direct aan de slag gegaan om puin te ruimen. Er werd alles aan gedaan om het water zo snel mogelijk te laten zakken. Ook Koningin Juliana bracht een bezoek aan het rampgebied. In haar lieslaarzen stampte ze door de plassen om met eigen ogen de schade te bekijken. En de koningin kwam niet alleen, maar nam konijnen met zich mee. De dieren waren een hart onder de riem voor de kinderen die hun huisdieren waren verloren.
Karla Speijs zal deze gebeurtenis nooit vergeten. Daarom zet ze zich als voorzitter van het Watersnoodmuseum actief in om de verhalen ramp na te vertellen. In het museum worden de verhalen vertelt van de nabestaanden en slachtoffers van de Watersnoodramp uit ‘53. Daarnaast leren bezoekers over de kracht van het water en kunnen zij zelf dijken bouwen. Zo kunnen zij zelf zien wat de impact van water kan zijn en hoe belangrijk de dijken voor Nederland zijn.
Wil jij meer leren over het Watersnoodramp? Bezoek dan het Watersnoodmuseum gratis met je VriendenLoterij VIP-Kaart.